Categorieën

Begeleiding van Uitzonderlijk Vervoer

Wanneer is begeleiding wettelijk verplicht?Fotoalbum

Voor elk transport in België over de weg dat langer is dan 30 meter, breder dan 3,50 meter, hoger dan 4,80 m en/of zwaarder dan 90 ton heeft men speciaal uitgeruste begeleidingsvoertuigen nodig.

Begeleiding is mogelijk met één, twee of drie wagens. Afhankelijk van de afmetingen en het gewicht van de te transporteren last, wordt het aantal begeleidingswagens bepaald. Daarnaast kunnen specifieke manoeuvres een extra wagen vereisen.

  • 1 Begeleidingswagen
    • lengte groter dan 30 meter t.e.m. 35 meter
    • Breedte groter dan 3,50 meter t.e.m. 4,50 meter
    • Massa groter dan 90 ton
    • Het begeleidingsvoertuig rijdt vooraan het konvooi. Echter, als het uitzonderlijk voertuig op een autosnelweg rijdt of op een weg verdeeld in vier of meer rijstroken waarvan er tenminste twee bestemd zijn voor elke rijrichting, kan het begeleidingsvoertuig achteraan rijden
  • 2 Begeleidingswagens
    • lengte groter dan 35 meter t.e.m. 40 meter
    • Breedte groter dan 4,50 meter t.e.m. 5,00 meter
    • Hoogte groter dan 4,80 meter
    • Massa groter dan 180 ton
    • Eén van de begeleidingsvoertuigen rijdt vooraan het konvooi, de andere achteraan. Echter, als het uitzonderlijk voertuig op een autosnelweg rijdt of op een weg verdeeld in vier of meer rijstroken waarvan er tenminste twee bestemd zijn voor elke rijrichting, kunnen beide begeleidingsvoertuigen achteraan rijden
  • 3 Begeleidingswagens
    • lengte groter dan 40 meter
    • Breedte groter dan 5,00 meter
    • Eén van de begeleidingsvoertuigen rijdt vooraan het konvooi, de andere achteraan. Echter, als het uitzonderlijk voertuig op een autosnelweg rijdt of op een weg verdeeld in vier of meer rijstroken waarvan er tenminste twee bestemd zijn voor elke rijrichting, kunnen de drie begeleidingsvoertuigen achteraan rijden

Als begeleidingsvoertuig wordt een personenauto, een auto voor dubbel gebruik of een lichte vrachtauto gebruikt.

Striping kit

  1. Het begeleidingsvoertuig is van gele kleur RAL codes 1003, 1004, 1023 of equivalent.
  2. De voor- en achterzijde van het voertuig zijn bedekt met afwisselende witte en rode strepen van 75 tot 120 millimeter breedte met een helling van 45 tot 60 graden over een oppervlakte van minstens een halve vierkante meter.
    De witte strepen vooraan en de rode strepen achteraan zijn retroreflecterend.
  3. Op elke zijde van het voertuig zijn retroreflecterende vlakken met « open pijlen » aangebracht. Deze vlakken hebben minstens de afmetingen van 1,00 meter op 0,30 meter. Zij zijn rood en wit of rood en geel gekleurd. De pijlen wijzen naar de voorzijde van het voertuig en hebben een breedte van 0,10 meter.

Signalisatie

  1. De begeleidingsvoertuigen zijn uitgerust met minstens twee geeloranje knipperlichten op het dak. Deze lichten zijn rondom zichtbaar. Zij zijn in werking gedurende het uitzonderlijk vervoer.
  2. De achteraan rijdende begeleidingsvoertuigen zijn op het dak voorzien van een lichtbalk met gele amberkleurige directionele waarschuwingspijlen. Zij zijn in werking gedurende het uitzonderlijk vervoer.

Als het konvooi één of meer begeleidingsvoertuigen omvat, zijn alle voertuigen zodanig uitgerust dat zij permanent met elkaar in verbinding kunnen blijven.

Uitrustingen en veiligheidsmaterieel :

OGP Pilot Hoogtemeter

Antennes en toebehoren -

18908

Webshop powered by Marcando